Copepad (30 - 06 - 1994)
De 'cope' dateert van het einde van
de tiende eeuw, de periode dat langs de riviertjes ten noorden van de Oude Rijn
de grote ontginningen
begonnen. Tussen de graaf en een groep kolonisten werden afspraken gemaakt over
de voor- en eindgrenzen van de
kavels in de ontginning, alsmede de diepte van de hoeven. Daarmee werd dan
tevens
de diepte van de nederzetting van de kolonisten
vastgelegd. Zo'n overeenkomst tussen graaf en kolonisten werd een
'cope' genoemd. Dat woord houdt meer in dan wij vandaag aan de betekenis van
'koop' geven. Een overdracht waar tegenover
een prestatie stond werd in de
vroege middeleeuwen een 'cope' of een 'vercope' genoemd. Daar hoorde geen
geldbetaling bij. Bij de ontginning van de braakliggende onbewoonde gebieden
langs de
riviertjes werden in de cope de rechten en plichten over en weer van de
toekomstige bewoners en de graaf vastgelegd. Bij een
ontginningscope was slechts
bij hoge uitzondering sprake van een koopsom. De 'copers'
waren meestal groepen die, historisch
bezien, veelal anoniem zijn gebleven. Het kwam voor dat een cope
met een
groep bloedverwanten werd besloten, dan wel met een ondernemend persoon die zelf
kolonisten aantrok. Het zakelijk belang kwam dan voorop te staan. Veel Friezen
hebben van deze gelegenheid in Holland gebruik gemaakt. De namen van de 'copegebieden' geven dikwijls een suggestie over de herkomst van de
kolonisten. Zo werd omstreeks 1200 een cope gesloten met een zekere Bucke,
afkomstig uit Friesland. Hij was daarmee de naamgever van het ontginningsgebied
dat van Buckescope uitgroeide tot Boskoop. uit:
"Onze Straat" van Henk Dinkelaar en Ad de Kok